Nederlands: Hoge Raad (2015, olieverf op doek, 400 x 647 cm)
Het monumentale Hoge Raad van Helen Verhoeven (1974) zal niemand ontgaan in de ontvangstruimte van de grote zittingszaal mr. L.E. Visser. In de haar kenmerkende stijl, waarin personen, patronen en vlakken haast opgeknipt samenkomen, schilderde Verhoeven met behulp van een hoogwerker letterlijk en figuurlijk een indrukwekkend doek. Een onderzoekende voorstelling die oogt als een rijkelijk bestikte lappendeken vol gelaagde verwijzingen naar goed (recht) en kwaad (onrecht).
Op de voorgrond is een gemêleerd gezelschap afgebeeld van anonieme individuen (soms zelfs gezichtloos) die nauwelijks onderling contact hebben; de wit-rode snotsliert die als een absurdistische navelstreng tussen twee neuzen hangt daargelaten. Achter het gezelschap zit een groep rechters aan een lange tafel. Wederom anonieme figuren, op één na in het midden van de tafel. Mr. Visser, de Joodse president van de Hoge Raad die tijdens de bezetting door de Nazi’s zonder protest van zijn collega’s werd afgezet. Het enorme beeld van Vrouwe Justitia achter de rechters krijgt in deze context een prikkelende betekenis, mede omdat zij wordt geflankeerd door de bijbelse Joodse Judith met het hoofd van Holofernes in haar hand. Uitdagend zijn ook andere kunsthistorische beeldcitaten - zoals het gruwelijke lot van de gebroeders De Witt en Picasso’s Guernica - waarin recht en onrecht gelijk aan de realiteit complexe en door elkaar heen lopende begrippen blijken.